Ik bel je, jij neemt op.
Je noemt mijn bluf, op de kaarten van de liefde.
Je houdt je te dichtbij, je handen tegen je borst.
Ik kan je ogen lezen, maar ik moet bekennen.
Het is eenzaam ver van jou, zelfs als je vlak bij mij bent.
Het is alleen terwijl ik op je wacht, dat je mijn hand vastpakt
Waarom smeek ik als een kind om jouw snoep? Waarom kom ik achter jou aan zoals ik doe?
Ik houd van je. Wat je ook bent, ik zweer het. Jij zult mijn engel zijn.
Jij.
Ik speel mijn kaarten zo goed als ik kan. Maar ik verlies mijn geluk als jij er niet bent.
Mijn lieve hart, wil je alsjeblieft toegeven?
Ik ben misschien sterk, maar ik wil je weer terug.
Als je er niet bent, oh, dan is het moeilijk om te doen alsof
Het is allemaal weer in orde.
Als je er niet bent, liefje, is het moeilijk om te doen alsof het allemaal goed is, nog steeds
Waarom smeek ik als een kind om jouw snoep?
Waarom ren ik achter je aan zoals ik dat doe? Ik houd van je.
Wat je ook bent, ik zweer het, je zult mijn engel zijn.
Jij.
Let op de dag, tel je kaarten.
Het heeft geen zin dat ik altijd verlies als jij weg bent.
Waarom smeek ik als een kind om jouw snoep
Waarom kom ik achter jou aan zoals ik doe? Ik houd van je.
Wat je ook bent, ik zweer het, je zult mijn engel zijn.
Jij.
Als jij weg bent.